Pioenrozen. Groots. Sterk. Veel bladig. Lekker geurend.
Aantrekkelijk voor mieren.
Jarenlang kregen we in juni een bos pioenrozen uit haar eigen tuin. Opgerold in krantenpapier.
Samen met de gevleugelde woorden: "Kijk uit hoor, er kunnen miertjes in zitten."
Jarenlang. Ze was heel tekst vast, die schoonmoeder van me.
Toen we haar huis moesten leegruimen, haalden we een stuk van de pioenroos-plant uit haar tuin. Eén deel plaatsten we op haar graf. Het ander in onze achtertuin.
Op het graf van mijn schoonouders komt geen zon, dus het blad van de plant doet het goed, maar er is gedurende de afgelopen zes jaar nooit ook maar één bloem in gekomen. Maar des te meer in onze achtertuin.
Vanmiddag bracht ik een roos naar haar toe.
Ik moest er toch in de buurt zijn.
We deden er namelijk een borrel. Vandaag precies tien jaar geleden overleed hij.
De vriend die onze jongens kennen als 'de man van die mop van de indiaan'.
Die elke vrijdag ons rond vier uur per sms optrommelde. Voor een borrel. Ondertekend met Grussjes!
Jeugdvrinden. Onpeilbaar. Ruw. Onvergelijkbaar. Cynisch. Guitig. Origineel. Enorm creatief.
Ik kan er nu nog boos om worden dat zijn allerallerlaatste feestje, een door hem zelf geregeld massaal afscheid, hem ook nog werd ontnomen. Het was zijn idee, om het condoleren naar voren te schuiven. Want daar wilde hij bij zijn.
Maar zijn lichaam trok het niet.
Daar was niets vreemds aan. Het voelde heel goed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten