Nu er twee puberen, staan ze elkaar vaak verbaal zo naar het leven dat je je afvraagt of het ooit nog goedkomt.
Maar dan ineens tref je ze zo, op de grond. Rollebollend en giechelend.
En dan weet je, het is er nog.
Voor de buitenwereld worden ze groot, maar niet voor elkaar. Zij kennen elkaar zoals ze altijd zijn geweest. Ze kennen elkaars hart. Ze delen grappen die alleen zij begrijpen.
Ze herinneren zich hun ruzies en plezier. Het hoogtepunt van hun dag is als ze de ander zo hard laten lachen dat er druppels in de broek komen.
Ze zijn broers.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten