zondag 18 oktober 2015

Inspanningspunt #291

zaterdag 10 oktober

Een dipje had ik. Er kwam warm weer, geen zin, gezin en leven tussen. Even kwam er van hardlopen niets terecht. 

'Geen zin' werd in juli vervangen door 'teveel rugpijn'. 

Rust hielp niet. Typisch gevalletje vicieuze cirkel. Niet lopen, betekent in mijn geval zwakke onderrug-spieren en pijn. Pijn betekent niet lopen en nog steeds zwakke spieren. Enzovoort.



Toen begon hij ineens op me in te praten. Hij vond dat zelf aanrommelen maar niks. Dat ik naar de huisarts moest en naar de fysio. Ik heb er echt de schurft aan als hij zo, zo....logisch doet.
Om een lang oninteressant verhaal een stuk korter te maken, natuurlijk had hij gelijk en ik ging.

Genezing is een kwestie van oefeningen doen en geduld. Ik sta wereldwijd niet heel bekend om mijn geduld. Ik mocht werken aan mijn core stability en dat deed ik ook. Maar manmanman, iedereen die zegt dat de tijd vliegt heeft nog nooit één minuut geplankt.



En zo slingerde ik heen en weer tussen

'Dit komt nooit meer goed. Ik kan nooit meer rennen en dat is waardeloos, want alle andere dingen zijn stom. Ik word vast lui en dik en alle fitheid die ik had opgebouwd gaat nu vast weg en ik haat de wereld en waarom zou ik nog uit bed komen.'

en

'OK. Ik kan nog niet hardlopen, maar straks wel weer kleine stukjes. Maar, het komt goed. Want als je doet wat nodig is, krijg je het resultaat dat je wilt. Ik bouw nu netjes langzaam op zoals het moet. Ik ben nog steeds een hardloper, ik ben alleen nu even aan het herstellen. Straks kom ik terug.'



Langzaam aan kwam het omslagpunt. Ik kon weer kleine stukjes rennen, met wat pijn. 
Ik kon dus niet uitbreiden. Rustig an. 

Simpel bleek dat niet te zijn. Kijk, vroegah, toen ik nog gewoon heel weinig deed qua sportief, begreep ik het nooit als rennende mensen klaagden over verplicht moeten rusten vanwege één of andere muitende spier. Wat zeur je nou, dacht ik dan. Big deal. Je mag op de bank zitten. Ik zou zeggen, trek een zak chips open en stop met jammeren. 

Zoals gezegd, simpel bleek het dus niet te zijn. In de afgelopen jaren is mijn lichaam gewend geraakt aan een bepaalde manier, een bepaalde hoeveelheid en een bepaalde intensiteit van bewegen en als ik dat langere tijd niet voor elkaar krijg, dan komt dat mijn gemoedstoestand niet zo erg ten goede.

Om het maar eens mild uit te drukken.



Maar een tegenslag op zijn tijd is normaal. Die dingen gebeuren, zelfs al doe je er alles aan om blessures te voorkomen. Soms wil het even niet, dat hoort nu eenmaal bij sporten. Of het nou fysiek is, mentaal, of allebei. Daar kom je doorheen met optimisme. Dat betekent niet dat je de hele dag loopt te grijnzen, maar wel dat je een situatie die niet zo geweldig is accepteert als deel van het proces, en de tijd neemt om terug te stuiteren.

Laat het je niet ontmoedigen, als er dingen gebeuren in je training - of in je leven - waar je niet op zit te wachten. Hup, overeind weer, leren, groeien, doorzetten en uiteindelijk nog veel harder genieten van het bereiken van je doel.



Mijn doel was Gewoon Zelf Meedoen Met de Landgoed Twente Marathon. Het ging steeds een stukje beter, verder, langer achter elkaar, en dat alles uiteindelijk zonder pijn.




En toen liep ik op een vrijdagmiddag ineens in het herfstbos bij Oldenzaal. 

Met zijn vieren waren we erheen gereden. Ik met mijn renmaatje achterin. De ene zus achter het stuur en de andere zus met haar hoofd in de shopper. Zij zorgde ervoor dat wij ter voorbereiding op wat komen ging, twee uur lang konden stapelen. 

Ken je die term, stapelen? Moet je maar eens aan marathonners vragen. 
Wij stapelden met tomaatjes, suikerbrood, komkommers en chocotoffs. Intussen kon zij dan twee uur aan het idee wennen dat ze een halve marathon moest gaan fietsen plus een halve marathon moest gaan rennen. Voor vertrek dacht ze nog dat het om de helft hiervan ging. Not. 
Er een soort van ingeluisd door grote zus, gna.



Na een wandeling dineerden we met zijn achten in ons hotel. En na een prima nacht in onze budget-kamer, was de dag waarvan we wisten dat ie ging komen, aangebroken. 



Onderweg bedacht ik me dat ik toch iets te warm gekleed was. Dus kleedde ik me in de auto gewoon maar even om. Dat houdt de relaties spannend, zullen we maar zeggen. 




Aangekomen bij Het Ros van Twente in De Lutte mochten de fietsen los en op het fietsweiland geparkeerd worden. 



Het was er al een vrolijke chaos.




We haalden evenals de 1350 andere lopers onze startnummers en verdeelden onze twee teams naar loopsnelheid.




De deelnemers voor het eerste startvak van half tien verzamelden zich inmiddels voor de startvlag. Daar links op de foto signaleerden we een Maaslandloper van AV Waterweg. Heeft al vijf jaar deelgenomen en geen van ons herkende hem. Oeps.




We zwaaiden ze uit en maakten ons klaar voor onze eigen start van tien uur.




We sloten aan in een lange rij lopers en fietsers voor de aanvang van de achtste editie van deze marathon. Een bandje speelde het LTM lied en de bel werd geluid. Het duurde even voor we daadwerkelijk gingen, maar ondanks de massa verliep het soepel. Langzaam kwam de menigte in beweging. 



De eerste etappe van 5,4 kilometer, mijn eerste loop-etappe, was begonnen. 




Al snel doken we het Lutterzand in, op weg naar de eerste post bij Wewwelstadpad.
Daar kregen we warme wortelsoep met knolselderij. Klinkt misschien wat vreemd, maar er was niets mis mee.

Na een plaspauze verlieten we als laatsten deze post. Ik klom op de fiets en de zussen zetten in het voor hen gebruikelijke tempo de achtervolging in.





Al snel kwamen we op onverhard terrein terecht. In een prachtige omgeving. 
Na 3,6 kilometer arriveerden we bij het Arboretum Poort-Bulten. Daar kregen we een stokbroodje met oude kaas-salade en een Twents kruidenbuiltje. Het smaakte me prima.




Ondanks de inhaalslag vertrokken we hier ook weer als allerlaatsten. We moesten duidelijk nog aan slimheid winnen in dit duo-gebeuren. Het kon me overigens geen reet schelen.



Op het moment dat we richting De Wilmersberg gingen, trokken de wolken weg en zagen we een waterig zonnetje tevoorschijn komen. Het Twentse herfstlandschap rond De Lutte kreeg haast iets magisch.





Na 2,9 kilometer rennen deden we ons hier tegoed aan water met een koekje. Simpel, maar oh mensen, wat een feest is dit. Wat een feest! En wat een fantastisch parcours. 






Op de fiets maar weer voor een relatief lange fiets-etappe van 6,3 kilometer.

Er ging een wereld open voor deze ongeoefende mountainbiker. De confrontatie met zadelpijn bijvoorbeeld. Sodeflippers. Fietsen doet ZEER man. Na zes kilometer fietsen is je onderkant een wonderlijke combinatie van beurs en gevoelloos.


Maar fietsen is ook leuk. Je komt nog eens ergens, binnen een enigszins afzienbare tijd.


Vanaf De Wilmersberg ging de route op en af. Of eigenlijk, voornamelijk op. Een stukje vlak zat er niet meer in. De meiden moesten er pittig tegenaan en gaven ook nog eens vol gas. 





Via de Tankenberg passeerden we onder andere dit kapelletje. Na kort overleg en zonder er veel woorden aan vuil te maken, onderbraken we "de race", parkeerden de fietsen en namen de tijd om te gedenken. Daarna weer in de benen en op de pedalen, via de Paasberg richting één van de verborgen pareltjes van het Twentse landschap, de villa Faunebos.

Vlak voor aankomst daar, passeerden we een weiland met daarin een koe met haar kalfje. Net vijf minuten voor onze aankomst, onder toeziend oog van vele sporters, ter wereld gekomen. Ja, je máákt wat mee in Twente.




Daar in de heuvels met een schitterend uitzicht en draaiorgelmuziek op de achtergrond, kregen we een rood wijntje met worst aangeboden. Ik liet het me beiden goed smaken.





Ook een aparte ervaring hoor, rennen met een wijntje in je mik.




We liepen daar ook het andereThof-team tegen het lijf en samen proostten we op de mooie dag en het nieuwe leven.




Al te lang konden we niet blijven plakken, want er wachtte me een parcours van 4,3 ren-kilometers. 



Daar waar in De Lutte de heuvels en bossen de route bepaalden, liepen we in Volthe door de weilanden en tussen de mais. 




Asfalt zagen we niet. Het was vandaag met name veel off-road rennen.




Ondertussen was er een behoorlijk koud windje opgestoken. Dat maakte het wachten op de versnaperingen er niet aangenamer op.




Maar het was zéker wel de moeite waard. Gebakken appel met vanillesaus, een ijsje en fruit. Mjammie.




Het landgoed Singraven was onze volgende halte, na 6,7 kilometer fietsen. 

Ik kwam er achter dat rennen veel stoerder is dan fietsen. Want als je fietst en je houdt je benen stil, ga je gewoon verder. Moet je met rennen eens proberen.


~ foto van internet ~

Via de prachtige tuinen arriveren we achter het landhuis.





Daar werden we geacht, volgens Twentse gewoonten, eerst witte wijn te nuttigen, dan rosé en afsluitend wat rode wijn. Ik haakte af na de witte wijn en propte snel een bolletje bruin brood naar binnen ter neutralisatie.




Intussen kregen kunstzinnige hardlopers de gelegenheid mee te werken aan een schilderij.


~ foto van internet ~
Een lijnen-afbeelding van het landhuis was in stukken opgedeeld en elk stuk mocht door deelnemers aan de landgoedmarathon met graffiti naar eigen inzicht beklad worden.





Je bent een Thoffer of je bent het niet. Zij wél dus.


Ondertussen begonnen de benen zwaar te worden en kreeg ik last van stijven spieren. 


De stops en afwisseling van rennen en fietsen maakten het zwaar.


Na 3,3 kilometer rennen kwamen we aan in Dinkelland. Daar leidde de route ons eerst dwars door een hotel, waar we een fijne warme kipnugget kregen. Eenmaal weer buiten draaiden we direct een poortje onderdoor, waar we met fiets en al het gemeentehuis indoken. Er stond sportdrank voor ons klaar en een mannenkoor begon te zingen. Het was een apart sfeertje, alles bij elkaar.



Wist je dat je als fietser ècht een zonnebril nodig hebt? Want ook al hebben vliegjes en muggen het hele luchtruim om te vliegen, toch zoeken ze hun heil precies in de anderhalve vierkante centimeter van jouw oog. Ik had dus geen zonnebril.

Het vervolg van mijn fietsroute leidde ons dwars door een schuur, waar de runderen ons nauwelijks opmerkten.



~ foto van internet ~

Weer 1700 meter verderop arriveerden we bij 't Klöpkeshoes in Berghum, 





waar we werden opgewacht met een bekertje buffelmozzarella, tomaat en een blaadje basilicum.




Zodra het op was, wilden we snel weer gaan. Er restte ons nog één relatief lange run van 5,1 kilometer naar de Beverborg, gelegen in het Lutterzand.



Ik had het idee dat dit gevoelsmatig wel eens een heel zwaar half uur kon worden. Want de benen, oei oei oei, daar zat wel een partijtje spanning op inmiddels.




En inderdaad. Conditioneel gezien ging het prima. Spierioneel gezien werd het een slagveld.Wat ik bedoel te zeggen: het was best afzien dit stuk.

De dijbeen- en kuitspieren prikten venijnig, maar ik besloot er niet op te letten. Herstellen doen we morgen wel weer. Ik rechtte mijn rug, en liep door.

Toch was het wel bikkelen die laatste vijf kilometers. Ze waren minstens zo zwaar als ik vooraf dacht dat ze zouden worden. Ik concentreerde me op mijn lichaam en met trillende benen, overal zweet, een rood hoofd en idioot haar was ik een puinhoop toen ik bij de kaas-verwennerij aankwam. 

Maar dat hoort zo. Als je er nog leuk uitziet aan het eind van een run-bike-run-bike-run, heb je gewoon niet hard genoeg gewerkt. 



Het aller-allerlaatste stuk is de bijna 3 kilometer terug naar Het Ros van Twente.

De zussen gaan op pad en wij maken een denkfout. Om onze spieren warm te houden trekken we een trainingsbroek aan alvorens op de fietsen te klimmen. Daarmee verliezen we tijd. Tijd die zij allang vooruitgesneld zijn in het voor hen bekende moordend tempo.

We wilden wel, maar we konden ze niet meer bijhalen.

Modderplassen over de volledige breedte van het weggetje. Doorfietsen kon niet en al lopend testte ik per ongeluk de diepte ervan uit. Enkeldiep dus. Gatver.
Even dacht ik erover ver naar links te gaan en de mensen voor me een eindje voorbij te fietsen. Maar dan moest ik eerst over greppeltjes en door modderpoelen. Gegarandeerd dat ik dan ergens op mijn bek zou gaan, want dat soort dingen kan ik. 
Het was een lastig stuk, waar we dus geen mensen in konden halen. Smalle paadjes, dwars een weiland oversteken en overal plassen ontwijken. 



Het moment dat zij het bordje van 40 km in de berm zagen staan, waren wij in nog geen velden of wegen te bekennen. Maar het einde was in zicht.




Zonder ons gingen zij dan ook samen de finish over. Om vervolgens terug te komen en ons op te halen. 




Met zijn vieren renden we terug naar de plek waar de rode loper en het spandoek 'Ie bint d’r!' opdoemde.




Er werd geapplaudisseerd en we kregen gelijk een drankje aangeboden.



Het zag eruit als cola, maar na één slok wist ik dat het dat niet was. Othmar Bockbier!



Achter de finish konden we onze beloning ophalen. 




Geen medaille dit keer, maar een heus Twents afbak roggebrood.

Ook lag daar ons laatste hapje klaar: een broodje met baklever en bakbloedworst. Ik heb heel vriendelijk bedankt. Er zijn grenzen.



Met warme kleren aan, een drankje in de hand en een fijne stoel onder de kont, raakten we niet uitgepraat. Wat een ontzettend geweldige loop was dit!


Er stonden een aantal dampende hot tubs 




en het kunstwerk was af en ingekleurd te bewonderen.



Afsluitend kregen we nog een klein college over de melkrobot - herkennen jullie hem meiden? - voor we de fietsen weer achterop de auto bonden en richting Westland gingen rijden.



Gesloopt, maar gelukkig reden we huiswaarts.
Ik was blij. Na een tijdje aanmodderen had ik deze dag en dit succesje gewoon even nodig.



We waren het roerend met elkaar eens. Zoiets gaan we vaker doen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten