Op de basisschool was ik ineens aan de beurt. De aanleiding kan ik me niet meer herinneren, maar ik moest aan de bril. Er bleek op één van mijn ooglenzen een klein litteken te zitten, wat slechtzien op afstand veroorzaakte. Het klassieke 'ik-kan-niet-goed-het-schoolbord-lezen'-gevalletje.
Het was serieus een goede verbetering. Maar de combinatie van mijn toen hippe rond geknipte bloempotkapsel en de enorm grote brillenglazen (waarvan er één gewoon vensterglas was), maakt dat ik mezelf met terugwerkende kracht niet echt een spetter vond.
Ik bleef de bril dragen. Niet de hele dag. Maar alleen wanneer ik hem nodig had. Op school dus, maar ook om de ondertiteling op TV beter te kunnen lezen.
Later kwam daar het autorijden bij.
Ik ben een oen met vinden van de weg op onbekend terrein. Ik heb niet zoveel geologische logica in mijn brein, dus was ik afhankelijk van de bewegwijzering langs en boven de wegen.
Zónder bril zie ik pas wat er op de borden staat, als ik er al bijna onder rijd. Véél te laat om tijdig te kunnen anticiperen natuurlijk. Met bril was er geen vuiltje aan de lucht.
En toen kwam de navigatie. Ik kreeg mijn eerste jaren geleden voor mijn verjaardag van mijn lief. Ik vond het zó'n stom cadeau. Maar al heel snel moest ik mijn mening herzien. Het bleek niet het meest romantische, maar wél het beste cadeau ooit. Omdat ik dat ding op de voorruit prima zonder bril kan zien, zit ik tegenwoordig zonder in de auto.
En zelfs zónder bril moest ik vreselijk lachen om deze auto die voor me reed. Want ik kon het gewoon lezen.
Jij niet? En zo?
Het zijn maar letters, ik weet het. Maar wel letters die goed waren voor een grote grijns op mijn gezicht.
Wie zegt dat er in de file niets te lachen valt?
Ik heb er mijn bril even voor recht gezet.. Toen kon ik het lezen...
BeantwoordenVerwijderen