Zaterdagavond. We zijn in de sporthal, bij een tennistoernooitje met allemaal matties.
Ik wil vanavond op tijd naar bed en doe dus niet mee. Dit soort avonden zijn erg gezellig, maar ook veel te laat afgelopen.
Vlak voor ik naar huis ga, komt morgen ter sprake.
Twee van hen zullen ook morgen meehollen. De oudste denkt dat ik voor de korte afstand ga, maar hem wordt ingefluisterd dat ik voor de langste ga.
Verrast kijkt hij me aan. Echt?
Ja, echt.
"Wat ga je doen? Twee uur zeker?"
Ik moet erg lachen. "Nee joh, dat kan ik toch helemaal niet."
"Oh, nou 2 - 10 dan toch zeker wel?"
Ik blijf lachen. Hij kijkt me ongelovig aan als ik zeg dat ik zelfs de 2 -20 niet denk te halen.
Uitlopen, dat is mijn doel. En binnen de twee-en-een-half-uur moet dat wel lukken.
Thuisgekomen knoop ik de chip alvast tussen mijn schoenveters.
Jongste slaat me gade. "Hé mam, ga je rennen morgen?"
"Ja."
"Ga je ver?"
"Ja, ik ga best heel ver."
"Ga je dat wel halen dan?"
"Ik weet het eigenlijk niet, maar ik ga er wél mijn stinkende best voor doen."
Toen zei de schat: "Maakt niet uit of je het haalt hoor mam. Ik hou toch van je."
En daar doe ik het voor, morgen.