zaterdag 15 maart 2014

Dàg

Elke dag kijk ik ernaar. Een foto van een leuke visdag in augustus vorig jaar. Hij staat op het bureaublad van de PC, dus dat kijken gaat vanzelf.
Vorige week zei Jongste nog: ik hoop zo dat we het van de zomer nog eens gaan doen. Met ome Cees en Hans. Aárdige meneer is dat hè, mam?


Een paar dagen later ging 's avonds de telefoon. Cees. Hij had erg verdrietig nieuws.
Het duurde niet zo lang voor Jongste door had dat hier serious business aan de hand was. Hij werd onrustig, ging drentelen en keek me steeds vanuit zijn ooghoeken onderzoekend aan.

Na een kwartiertje legde ik de telefoon neer. Hij durfde me bijna niet aan te kijken.
Wat, mam?

Ik moest hem vertellen dat Hans dood was.

Deze slimme, sociale, warme, reislustige, hartelijke, hardwerkende man was door een stevig arbeidsconflict en fysieke ongemakken zijn levenslust verloren. Somberheid, ongemak, onbegrip, eenzaamheid. 
Dat doet veel met een mens.

Ik heb met verbazing geluisterd naar het plan dat hij had bedacht en de wijze waarop hij langere tijd bezig is geweest met de voorbereiding en uitvoering daarvan. Weldoordacht, weloverwogen.
Eigenlijk gewoon tot in de puntjes verzorgd.

Dit vertelde ik Jongste allemaal niet.
Hij stond daar maar. Zijn lip trilde, hij werd rood en zijn ogen vulden zich met tranen terwijl hij zijn uiterste best deed zich groot te houden.

We waren het er over eens dat dit heel erg was, maar hij begreep me toen ik uitlegde dat Hans erg ongelukkig was en zelf niets liever wilde dan niet meer verder hoeven leven.
"Maar weet je Wes", zei ik hem "ik vind het zo ontzettend verdrietig voor Cees. Hij is nu zijn allerbeste vriend kwijt."

"Maar man, dan kan ík toch Cees beste vriend zijn?"

Ik knuffelde hem plat.

Dàg Hans.