woensdag 2 januari 2013

Anders-dan-anderen moeder

Wessel gaf me met Kerst een tijdschrift. Een hardlooptijdschrift.


Ik weet het - op de schaal der dingen is het niks bijzonders. Veel kinderen kopen cadeautjes voor hun ouders. Het is nou eenmaal die tijd van het jaar. Maar op de schaal van mijn huis was het een tranen in mijn ogen moment. Want mijn jongste is een anders-dan-anderen kind.
En dat maakt mij, tegen wil en dank, een anders-dan-anderen moeder.

Anders-dan-anderen moeders tellen hun zegeningen.

Anders-dan-anderen moeders zijn er in veel soorten. We hebben kinderen met allergieën of intoleranties, of kinderen met nare beperkende ziektes, of kinderen met lees- en leerproblemen of kinderen met fysieke beperkingen. Of kinderen met een lading aan de buitenkant zichtbare onbegrijpelijke gedragingen.

Anders-dan-anderen moeders hebben geen keus. We gaan gewoon om met wat de week brengt, ook als die week voelt als een achtbaan. En we komen die weken door, zelfs al leek het alsof er nooit een einde aan kwam.

Anders-dan-anderen moeders hebben meer geduld dan er sterren zijn in het heelal, een grenzeloze vergevingsgezindheid en liefde die zo onvoorwaardelijk blijkt dat we er zelf versteld van staan.
We maken ons wel eens zorgen over de toekomst. We hebben verdriet, soms, maar zijn meesters in het terugdringen van tranen. We zijn supporters, coaches, verpleegsters en therapeuten, maar dan van het soort dat niet na een uurtje weer weggaat.
We horen de opmerkingen wel, over ons anders-dan-anderen kind. We zien de blikken wel, hoor. Maar we kiezen onze strijd, dus we incasseren, met waardigheid en opgeheven hoofd; ook al wordt de kras die het achterliet op ons hart nooit meer helemaal uitgeveegd.

Anders-dan-anderen moeders geven alles van zichzelf. Niet omdat we dat altijd zo graag willen, maar omdat het niet anders kan. We zijn slecht vervangbaar, en hebben dus niet zo vaak vrij. We snappen overigens best dat de wereld niet aangepast kan worden aan ons anders-dan-anderen kind. Maar we zien ze wel vooral als gewoon kind.



Een jochie, in mijn geval. Een joch dat naar een nieuwe klas moest, waar hij helemaal niet heen wou. Met allemaal oudere en stoerdere kinderen en een nieuwe juf die er een enorme kluif aan heeft de groep onder controle te houden en intussen ook nog van alles te leren. Een joch in een groep waar de sfeer vaak om te snijden is, onder het vriespunt zelfs, waar hij uiterst gevoelig voor is.
Een joch dat zijn stinkende best doet om daar zijn plek te vinden, maar niet zo goed weet hoe dat moet en de pech heeft de verkeerde methodes te kiezen.
Een joch dat vaak boos en verdrietig uit school komt en dan duidelijk doodongelukkig weggedoken op de bank zit. En zich voorneemt om nooit, echt nooit meer terug te gaan “want weet je mam, ik heb het echt heel slecht op school.”



De twee weken Kerstvakantie kwamen erg op tijd. Even weg uit de patronen, weer even tot onszelf komen. Het doet ons enorm goed. Ik herken hem weer, mijn jongste.
Juist hij verrast me dan met een hardlooptijdschrift, omdat hij weet dat ik daar nu zoveel lol aan beleef en nog nooit zo’n tijdschrift voor mezelf heb gekocht.
Met gepaste onverschilligheid viste hij het onder de boom vandaan.
Van onder zijn wimpers zag ik hem gespannen naar me kijken, onzeker of ik de omvang van dit gebaar zou begrijpen.

Ik begreep het. En ik vond het oprecht het allermooiste cadeau dat ik dit jaar van hem gekregen had.